Het bos lonkt. Niet alleen voor mij, maar misschien nog wel meer voor hond aan mijn zijde. Elke dag lopen we samen het vertrouwde rondje door ‘ons bos’. Natuurlijk is het dat niet: ‘ons bos’. Het is zelfs maar de vraag of het een bos is - eigenlijk is het meer een door recreanten platgetreden stukje natuur - en het is al helemaal niet van ons. Maar zo voelt het wel. Door onze dagelijkse wandeling kennen we het door en door en hebben we onze vaste ijkpunten.
Terwijl ik dit schrijf, vraag ik me af wie ik nu met "we"bedoel. Want van hond naast me zal ik nooit te weten komen of hij de wandeling hetzelfde beleeft als ik en wat zijn ‘ijkpunten’ zijn. Maar ik weet haast zeker dat zijn ijkpunten en die van mij niet overeenkomen, gewend als ik ben om aan alles een naam en een duiding te geven. Het lijkt me niet dat honden veel energie aan die tamelijk zinloze bezigheid verspillen. En - bij nader inzien - denk ik dat voor veel mensen hetzelfde geldt of dat ze een andere, eigen duiding hanteren.
Ik neem je dus nu niet alleen mee op mijn stappen van alledag, maar introduceer je ook in mijn geestelijke rondje met de hond. Dat rondje start bij onze voordeur, even oversteken en je loopt meteen al het drollenpaadje op. Misschien dat hond en ik op dit punt wel één lijn trekken, gezien het enthousiasme waarmee hij elke dag alle nieuwe uitwerpselen besnuffelt om zijn wereld - en die van de andere honden die nog net op tijd het bos hebben bereikt - te duiden.
Als je het drollenpaadje 50 meter volgt en dan rechtsaf slaat, vind je om een of andere reden altijd een kuil in het pad. Gegraven door mensen, gegraven door honden, niemand weet het, maar er is altijd een kuil. Een kuil waarvan ik altijd denk dat je moet oppassen dat je er niet in stapt, vooral ‘s-avonds, maar waarvan ik nog nooit gehoord heb dat dat iemand overkomen is. Een vrij nutteloze kuil dus, want als je niet weet wie hem gemaakt heeft, waar hij voor dient en dat er nooit iemand in is gevallen, dan is het met recht een nutteloze kuil. Toch moet hond er elke dag even in graven, dus misschien ziet hij hier iets dat mij ontgaat.
Een kleine 50 stappen verder ontvouwt zich rechts maar vooral links het zand. Het zand wordt omlijst door bos aan de ene kant en woonwijk aan de andere. En zand is mooi, maar vervelend als je de hond uitlaat. Ik wil namelijk naar het bos en moet daarvoor een klein stukje zand oversteken. In het midden van de oversteek staan een paar verdwaalde boompjes die ik samen ‘het eiland’ noem. Altijd als ik het zand oversteek doe ik dat via het eiland. Paar stappen door het zand, eiland, nog een paar stappen door het zand en dan hup het bos in. Hond neemt intussen zijn eigen route, het eiland is niet aan hem besteed. Hond draagt natuurlijk ook geen schoeisel en weegt geen 90 kilo en dus is het eiland voor hem een non-issue.
Het bos aan de overkant van het zand ligt op een kleine verhoging - vermoedelijk een oud zandduin - en als je even later links gaat, dan moet je door ‘het poortje’.
Het poortje is een oude vliegden, die tijdens een van de laatste stormen een keuze heeft moeten maken tussen buigen of barsten. Het werd buigen en dus staat hij (of zij, ik ben niet zo goed in geslachten van bomen) links van het pad stevig met de wortels in de grond en reikt zijn top rechts van het pad tot aan de grond. Hond en ik vinden het poortje allebei geslaagd, ik omdat ik er net niet rechtop onderdoor pas en hond omdat-ie er elke dag onderdoor loopt, terwijl hij er ook heel simpel links of rechts langs zou kunnen lopen.
Een klein stukje verder bevindt zich de enige asfaltweg die we tijdens onze ronde moeten oversteken, een keer op de heenweg en nogmaals op de terugweg. Het is ook de plaats van de ‘prullenplof’.
Langs de weg staat namelijk een bank met een prullenbak ernaast. De bank wordt spaarzaam gebruikt, sinds het asielzoekerscentrum zijn poorten sloot. Toen dat nog open was, werd de bank plotseling en onverwacht ‘bezeten’ door Afghaanse, Somalische, Iraakse en Bosnische billen, waarvan de eigenaren op weg waren van de winkels in onze woonplaats naar het asielzoekerscentrum en terug.
Nu is de bank niet langer het kruispunt van talen en culturen, maar weer gewoon een spaarzame gebruikte bank langs een weggetje dat alleen is opengesteld voor fietsers en wandelaars. De prullenbak ernaast is niet alleen altijd overvol, maar ook het symbool van de strijd tussen overheid en jeugd. Controle is op deze afgelegen plek namelijk onuitvoerbaar en dus is de bak een makkelijk doelwit voor een flinke vuurwerkknal. Vandaar ‘prullenplof’. Ik denk dat de bak nu zijn vierde of vijfde versie kent. Gemeente blijft bakken plaatsen, jeugd blijft er vuurwerk in stoppen: een uitzichtloze en tegelijk vermakelijke status quo!
Aan de andere kant van de weg begint voor mij ‘de fuik’; een breed pad omzoomd door struiken en bomen, waardoor er een tunnel van groen lijkt te ontstaan. De fuik doet me altijd denken aan een afbeelding van twee treinrails die elkaar aan de horizon steeds dichter lijken te naderen om zo de werking van perspectief te illustreren. Zo is het ook met de fuik; aan het einde lijkt het pad te eindigen, terwijl het toch gewoon doorloopt. De fuik kan trouwens flink modderig zijn, vooral in de wintermaanden, zodat je je een weg moet slingeren tussen plassen en blubber door.
Een ding weet je echter zeker: aan het einde van de fuik kom je bij de rookpassage. Er staat namelijk één huis in ons bos en dat is hier.
Hoewel ik het niet zeker weet, vermoed ik dat het een gezinsvervangend tehuis is voor jongeren met een rugzakje. En - zonder stigmatiserend te willen zijn - wat doen jongeren met een rugzakje? Juist: roken. Omdat ze dat natuurlijk (of eigenlijk niet) buiten moeten doen, ruikt het hier altijd naar sigarettenrook, ongeacht hoe laat je deze plek passeert. Het is dus eigenlijk gewoon een kwestie van even de adem inhouden, flink doorstappen en je hebt de rookpassage al weer achter je gelaten. Hond heeft hier geen enkele aandacht voor, maar dat komt natuurlijk omdat-ie lager bij de grond is dan ik.
Nu naderen we de nonnenbegraafplaats. En dit is geen bijnaam, maar een echte naam! Lang geleden was dit de omgeving van een klooster en de overleden zusters werden hier naar hun laatste rustplaats gebracht. Alle voormalige graven zijn lang geleden geruimd en dus staat nu alleen de houten omheining nog overeind. De begraafplaats wordt nu gehuurd - denk ik - door een hondenuitlaatservice. Misschien is het dus wel beter om het perceel nu aan te duiden als ‘(be)graafplaats’.
Wordt vervolgd op de website
* Een beschrijving van zijn dageleijke wandleing door Rob van Hattem